Er zijn allerhande problemen in de (westerse) wereld. Uiteraard klimaatverandering en biodiversiteitsverlies, maar ook wordt alles duurder, is er veel stress, weinig contact met de natuur en is de samenleving vrij individualistisch. Om maar wat voorbeelden te noemen. Daarbij is er veel bureaucratie en zijn er regeltjes waardoor ook heel veel niet kan.

Ik zou graag in een ander soort wereld wonen. Hoe een deel van die wereld eruit ziet beschrijf ik graag hieronder. Er zitten vast heel veel haken en ogen aan, maar eerst maar eens fantaseren hoe het perfecte plaatje eruit ziet.

 

Community

Iedereen leeft met elkaar. Dat betekent dat er dingen gedeeld zijn die je ook makkelijk kunt delen. Voor elke x aantal huizen is er een gezamenlijke plek. Daar kun je bijvoorbeeld samen koken, werken, muziek maken, tv kijken, klussen, etc. Ieder heeft ook gewoon een eigen woning en kan daar ook al die dingen doen. Met een groep mensen deel je dingen die je toch niet dagelijks nodig hebt: een ladder, kar, wasmachine, tuingereedschap, auto(‘s), enzovoort. Hier heb je een gezamenlijk potje voor, zodat als bijvoorbeeld de wasmachine stuk is, je een nieuwe kunt kopen. Sommige dingen hoef je misschien niet met één ‘groep’ (community) te hebben, een ladder hebben sommige mensen zelden nodig, dus die kan met meerdere communities worden gedeeld. Aangezien mensen op verschillende manieren wonen (stad, buitengebied, dorp) is het uiteraard verschillend hoe zo’n community eruit ziet en wat er gedeeld wordt. Uitgangspunt is een groep mensen die met elkaar dingen delen.

In die community wonen verschillende soorten mensen door elkaar heen. Zowel gezonde mensen als mensen die moeilijker ter been zijn of een beperking hebben. En natuurlijk diversiteit op alle andere manieren. Het idee is dat iedereen elkaar kan helpen. Dus dat bijvoorbeeld niet alle mensen met dementie bij elkaar in een huis wonen, maar iedereen neemt deel aan de maatschappij. Dat betekent dus ook dat iedereen met z’n allen voor alle bewoners in de community moet zorgen. Dus een extra maal koken als dat een ander niet lukt, bij iemand blijven die niet zonder begeleiding kan, helpen met het huishouden.

 

Wonen

Je kunt geen grond bezitten. Je kunt wel een huis bouwen op een daarvoor aangewezen plek. Eventueel heb je kosten voor het bouwen van dat huis, maar als dat huis is gebouwd dan heb je er verder geen kosten meer aan. Bij het overnemen van een huis van iemand anders betaal je dus ook voornamelijk de materiaalkosten van het huis.

 

Voedselvoorziening

Iedereen werkt minimaal 1 dag per week mee aan onze voedselvoorziening. Dat kan op verschillende manieren. Niet iedereen kan fysieke arbeid verrichten en daarbij is er ook niet het hele jaar hetzelfde te doen. Dus de één zal vooral bezig zijn met zaaien, oogsten, compost verspreiden, de juiste omgeving creëren, terwijl de ander bijvoorbeeld juist weer zorgt voor vervoer of het bestellen van zaden, etc. Of een combinatie van werkzaamheden. Dit allemaal onder begeleiding van boeren, die fulltime met de voedselvoorziening bezig zijn. Op deze manier krijgt iedereen meer ‘feeling’ met het eten dat ze eten, gaan ze wellicht ook gezonder eten en kan het eten zelf ook goedkoper worden. De andere kant is dat mensen wel minder betaald kunnen werken, maar dit wordt door andere zaken gecompenseerd (goedkoper wonen, goedkopere voedselvoorziening). Er worden geen uitzonderingen gemaakt, iedereen moet zijn of haar steentje bijdragen. Op sommige plekken kunnen bewoners wellicht met elkaar hun eigen voedsel verbouwen zonder dat er een boer bij betrokken is (grote moestuin, voedselbos). Dat is de enige vrijstelling die mogelijk is, maar dan moeten mensen wel minimaal een dag aan deze voedselvoorziening besteden.

Op plekken waar bossen moeten komen, worden voedselbossen aangelegd. Hierdoor wordt de biodiversiteit verhoogd en komt er ook een grotere variatie aan voedsel. We gaan ook anders eten. Er wordt meer gebruik gemaakt van het voedsel dat voedselbossen ons bieden. Van (een aantal) noten en kastanjes kan bijvoorbeeld ook meel of melk worden gemaakt.

Er wordt zo min mogelijk geïmporteerd. We eten met het ritme van de seizoenen. Daardoor is het eten van verse tomaten in de winter bijvoorbeeld niet mogelijk, maar dan kunnen we wel andere lekkere groenten en fruit eten.

 

Natuur

Er wordt geen gif gespoten en er is respect voor de natuur. Dat betekent dus dat als er vee wordt geteeld, de dieren hun natuurlijke gedrag moeten kunnen vertonen. Ze hebben een plek waar ze in de natuur kunnen lopen, onder bomen en in een weide, afhankelijk van het soort dier. Alle dieren die gehouden worden kunnen eten van ‘eigen terrein’, het hele jaar. Ze krijgen ook geen krachtvoer. Hierdoor kunnen we veel minder vlees eten. Dit wordt opgevangen doordat er meer andere eiwitrijke groenten, zaden en noten worden verbouwd.

Alle tegels in tuinen worden vervangen door groen. Er wordt veel minder gemaaid, zodat bloemen de kans krijgen zich te ontwikkelen. Van ‘tuinafval’ wordt compost gemaakt, lokaal (dus bijvoorbeeld in de ‘communitytuin’ of de eigen tuin).

 

Afval

Plastic gebruik is een uitzondering. Alleen zaken die lang mee gaan mogen van plastic worden gemaakt. Sowieso wordt er niets meer geproduceerd voor eenmalig gebruik. Ieder neemt eigen verpakkingen mee en hergebruikt deze.

 

Geld verdienen

Er kan geen geld meer worden verdiend met ‘niks doen’, zoals bijvoorbeeld door aandelen te hebben van bedrijven die geld aan hun aandeelhouders geven. Elk bedrijf werkt voor zichzelf: het eigen personeel en de klanten. En dus niet voor de aandeelhouders. Kwaliteit is hierbij belangrijk. Salaris is aan een maximum gebonden en alle werknemers hebben inzicht in alle salarissen. Bonussen mogen niet meer. Dat betekent dat iedereen zijn steentje moet bijdragen in de maatschappij.

Alle bedrijven moeten zorgen dat ze de natuur niet verder schaden of nog beter: dat ze iets positiefs bijdragen. Gif dumpen waar dan ook is onbespreekbaar. Als iets alleen kan worden geproduceerd met gif als bijproduct dan kan het dus niet meer worden geproduceerd.